Diabetes Mellitus

Diabetes Mellitus brengt een verhoogd risico op oogaandoeningen met zich mee. Er zijn oogaandoeningen waar diabetespatiënten gevoeliger voor zijn dan andere mensen:

  • een verhoogde druk in de oogbol (glaucoom)
  • staar of vertroebeling van de ooglens (cataract)
  • aantasting van de haarvaatjes van het netvlies (retinopathie)

Verhoogde bloedglucose waarden brengen namelijk een proces op gang dat cellen in de vaatwanden van het netvlies doen opzetten. De vaatwanden verdikken hierdoor en de vaatjes kunnen de weefsels minder goed van zuurstof voorzien. In het netvlies kunnen bloedingen optreden en nieuwe vaatjes groeien, zonder dat iemand daar iets van merkt. Kleine bloedvaatjes kunnen gaan lekken en vochtophopingen veroorzaken waardoor iemand slecht gaat zien. Bloedingen in het glasvocht en netvliesloslating kunnen iemand slechtziend of blind maken.

Ongeveer 40% van de mensen met diabetes heeft een vorm van retinopathie. Bij type 1 diabetes ontstaat retinopathie gewoonlijk niet binnen 5 jaar na de diagnose. Daarna loopt het risico snel op. Na 10 tot 12 jaar leven met type 1 diabetes heeft ongeveer de helft van de mensen last van retinopathie – na 20 jaar ziekteduur maar liefst 75%. Bij type 2 diabetes ontstaat retinopathie soms al veel eerder: een kwart van hen heeft al verschijnselen daarvan op het moment dat de diagnose diabetes wordt gesteld.

Het is belangrijk dat retinopathie op tijd wordt vastgesteld en behandeld, om slechtziendheid en blindheid zoveel mogelijk te voorkomen. Daarom is bij mensen met diabetes jaarlijks netvliesonderzoek (fundusscopie of fundusfotografie) nodig. Bij mensen met type 2 diabetes moet dit al gebeuren binnen een half jaar nadat de diagnose diabetes bekend is. Bij type 1 diabetes is jaarlijkse onderzoek pas nodig vanaf 5 jaar na het stellen van de diagnose. Bij problemen met zien, zwangerschap of gebruik van anti stollingsmiddelen zijn tussentijds controles noodzakelijk.

Voor retinopathie bestaan verschillende behandelmethoden. Er zijn lasertechnieken waarmee lekkende vaatjes te verwijderen zijn (lasercoagulatie). Ook kunnen aangetaste stukjes netvlies eventueel bevroren worden (cryocoagulatie). Bovendien kan tijdens een operatieve ingreep (vitrectomie) het glasvocht verwijderd worden en correcties aan het netvlies worden gemaakt. Bij zeer ernstige vormen van retinopathie is het ondanks behandeling niet altijd mogelijk blindheid te voorkomen.